woensdag 2 maart 2011

Ezelgebalk, een zusje?

Het was koud. Frank speelde niet veel buiten. In de huiskamer waren de schuifdeuren dicht, het kacheltje brandde. Iedere ochtend maakte Franks vader het kacheltje aan: eerst wat krantenproppen en wat dunne aanmaakhoutjes erop, aansteken en even wachten tot alles goed brandde. Daarna ging het deurtje met het mica-ruitje dicht en ging de klep aan de bovenkant open. Vader goot er dan voorzichtig een stroom kolen in uit de kolenkit, zette een schuifje open. Het duurde lang voor er vlammetjes zichtbaar werden. Frank ging er vaak voor zitten kijken.

Het was winter. De bomen waren kaal, in de slaapkamertjes was het koud en het was al lang donker als Frank ging slapen. Hij had er een deken bij gekregen en hij mocht zijn sokken aanhouden, omdat hij altijd van die koude voeten had. Het duurde toch vaak lang voor hij sliep, want zelfs met sokken aan bleven zijn voeten koud. Zelfs als er nog een opgevouwen deken op zijn voeten lag. Hij had altijd koude voeten. Als het buiten vroor en sneeuwde, kreeg hij een kruik mee, maar zo koud was het nog niet. Wel was de waterleiding afgesloten. Hij had zijn vader geholpen het luik in de tuin open te houden. Helemaal onderin, tussen de spinnenwebben, zat een kraan die dichtgedraaid moest worden.

Frank wist niet of hij wakker was, maar hij hoorde een vreemd geluid. ‘Dat is een ezel’, dacht hij, ‘een balkende ezel’. Het was donker en hij vond het een raar geluid. Een ezel. Hij bleef stil luisteren. Toen werd er op zijn deur geklopt en die ging open. ‘Frank, ben je wakker?’, vroeg zijn vader. ‘Frank, je hebt een zusje gekregen, mama heeft een kindje gekregen. Kom je even kijken? Ik ga even Bolletje wakker maken’.

Het zusje, dat zo hard huilde dat het op het geluid van een ezel had geleken, lag in een wiegje in de slaapkamer van zijn ouders. Moeder lag in haar eigen bed en glimlachte. ‘Kijk maar in de wieg’. Die stond tussen zijn vaders bed en het raam. Een heel klein kindje, met een rood hoofdje en zwaaiende armpjes. Ze huilde maar door.

De zuster zei:’Ga maar even naar de huiskamer, Frank’. De kachel brandde. Frank ging met zijn neus tegen de ruit van de tuindeur staan. Een ronde maan gaf geel licht. Frank bleef er geboeid naar kijken. ‘Hij heeft een gezicht, de maan heeft een gezicht!’
Toen zijn vader beneden kwam, zei Frank uitgelaten: ‘Papa, de maan heeft echt een gezicht, ik heb het zelf gezien…’.

Zijn zusje was ’s morgens om 5 uur geboren, op 22 december. Frank was al bijna vier.

1 opmerking:

  1. Ik was al wat ouder toen mijn broertje werd geboren, acht. Maar zijn babygehuil drong helemaal niet tot me door. Pas toen ik het stralende gezicht van mijn vader zag. Ik wist het ook pas heel kort, het was mezelf niet eens opgevallen :-)
    Wat ik me vooral van zijn komst kan herinneren is dat de kraamverzorgster me bij mijn moeder weg hield. Voelde me nogal verloren.

    BeantwoordenVerwijderen