maandag 14 maart 2011

Op de step en pech

Frank had dus een step gekregen. Van oma, maar het was geen nieuwe. Het was er wel een met luchtbanden. Sommige vriendjes hadden er een met een pedaal aan de achterkant om te remmen. Dat had deze niet. Maar toch kon je er goed op steppen. Zijn moeder had gezegd; ‘Frank, als Bolletje kan steppen, mag hij hem ook gebruiken, hoor! Dan mag je niet op hem mopperen’. Maar Bolletje was net twee geworden, dus dat kon hij nog helemaal niet

Als het mooi weer was, en dat was het vaak, kwamen zijn vriendjes op straat om te spelen. Er waren er veel: Keesje, Japie, Bruintje, Chrisje, Wim, Henkie en twee meisjes die Sarie en Fransje heetten. Tonnie Timmermans van de overkant, Bulletje en Harold Ottens, het buurjongetje, kwamen niet vaak buiten spelen. Soms deden ze verstoppertje, soms voetbalden ze en deze keer gingen er een paar steppen. Frank deed mee. Zo hard mogelijk van de ene hoek van de straat naar de andere. Er waren  maar vier steppen, dus mochten anderen de step van Frank ook gebruiken.

Frank kon nog niet zo snel steppen. Hij was de laatste die er een kreeg en hij was ook de jongste van allemaal. Hij was weer een de beurt, toen hij zag, dat zijn moeder op de stoep stond. Hij moest waarschijnlijk eten.
Zijn moeder wenkte. Ze had Frank nog nooit zien steppen, dus zou hij eens even laten zien hoe hard hij kon. Hij rende er naast, tot hij op snelheid was, sprong er met zijn rechtervoet op en begon als een razende te steppen. Zijn hoofd ver naar voren gestoken…
En toen die pijn! Hij begon te gillen en viel. Zijn linker enkel. Hij huilde nog harder toen hij het bloed zag. Het stroomde uit een flink gat. Zijn moeder hielp hem overeind, pakte de step en heel voorzichtig liepen ze het laatste stukje.

‘Dat ziet er niet best uit, Frank. Stil nu maar. We zullen er jodium opdoen en een mooie pleister. Eerst even schoonspoelen met water’.
Toen het een beetje schoon was, durfde Frank even te kijken. Hij schrok ervan en begon weer harder te huilen: het vel was een beetje opgeschoven.
‘Kijk maar niet, Frank. Het zal trouwens wel een litteken blijven. Dat is dan je tweede. Dat op je voorhoofd is het eerste. Weet je nog dat je met je hoofd op de rand van een emmer bent gevallen?’

Dat wist hij niet meer. Maar ondanks de mooie pleister, voelde hij zich niet vrolijk. 

zaterdag 12 maart 2011

De lamp als spiegel


Frank ging tegenwoordig zelf naar de kleuterschool. Vier keer per dag dezelfde weg: twee keer heen en twee keer terug. Straat uit, rechtsaf, twee huizen met tuinen, straat oversteken, vijf huizen, onder een grote kastanjeboom door, straat oversteken, twee winkels, straat oversteken. Dan huizen met hekken. Hekken met spijlen. Als hij zijn stappen groot genoeg nam, kon hij steeds met zijn rechterhand een spijl vastpakken: zwaai, pak vast, zwaai, pak vast... Op de terugweg moest dat met de linkerhand, maar dat was moeilijker. Zijstraat naar rechts, links het hek door over het plein met de fietsen, en dan naar binnen.


De kleuterschool van Frank

De juffrouw stond altijd bij de deur en begroette de kinderen. Als ze op hun plaats zaten, Frank aan het tafeltje met de groene kikker, vertelde de juf wat ze gingen doen. Ze mochten zelf de spulletjes op hun tafel leggen die ze nodig hadden om te knippen en te plakken, te tekenen, te verven, te kleien of voor nog andere dingen. Frank vond het moeilijk: hij kon eigenlijk nooit iets verzinnen om te gaan maken. De juf kwam hem soms helpen, maar soms deed hij niks. Er kwam dan niets in zijn hoofd. Alle kinderen waren druk bezig en praten soms met elkaar. Dan dacht Frank aan Bol, of aan het zwembad, of aan zijn plekje achter in de tuin…Eigenlijk was hij daar liever.

’s Middags, als Frank thuis een boterhammetje had gegeten, begon de juffrouw met voorlezen. Ze had een vriendelijke, zachte stem waar Frank vaak een beetje slaperig van werd. Dan hoorde hij niet goed meer wat er werd verteld en dan keek hij om zich heen. Hij zag, dat er boven zijn hoofd een witte, bolle lamp hing. Dat leek net een spiegel, want je zag de ramen erin en de huizen aan de overkant. Maar alles was gebogen: in het midden waren de huizen het grootst, naar de kanten werden ze steeds kleiner.

Frank zag een fietser in de lamp. Die reed met een bocht tot hij groot was en werd meteen weer kleiner en was weg. Dat was leuk om te zien! Niemand zag het, alleen Frank. Even later kwam er een wandelaar van de andere kant. Hij kon nog beter kijken, want dat ging niet zo snel. Frank keek naar de ramen, maar daardoor kon hij niet naar buiten kijken, want ze waren van onder dichtgeplakt. Zo kon hij stiekem naar buiten kijken en zien wat daar gebeurde, terwijl de anderen luisterden. Soms leek het of hij zelf buiten liep.

’Zo , jongens, we gaan lekker buitenspelen’. Frank schrok er van.

dinsdag 8 maart 2011

Een dromertje naar de kleuterschool


’Frank, nu ben je vier jaar. Dan mag je naar de kleuterschool. We gaan er zo meteen heen om kennis te maken. Je mag dan direct blijven’. Franks moeder was zijn zusje, die Sonneke heette, in haar wiegje aan het leggen. Bolletje liep door de kamer van hun zusje. Een klein kamertje, met een deur naar een terrasje boven de bijkeuken. Toen Sonneke in de wieg lag, gingen ze naar beneden.
‘Kom maar, Frank, dan gaan we’.


Daar gingen ze. Moeder achter het wagentje en Frank mocht zelf lopen, natuurlijk. Hij liep vooruit en weer terug. Hij voelde zich warm van de spanning: naar de kleuterschool, net als Japie! Ze kwamen langs het huis van dokter Halewijn en langs de viskraam van Agenant. De winkel van Centra was al open. Daar moest Frank wel eens een boodschap doen. Eigenlijk durfde hij dat niet goed. Hij kwam nog langs een bakkerij en toen waren ze er. Ze moesten nu achterom, om in de school te komen. Frank ging door een hek. Daar was een plein met allemaal fietsen. ‘Dit is de huishoudschool, Frank’, zei zijn moeder. Ze wees op het hoge gebouw met veel grote ramen.’Wij gaan hier links af’.

De deur van het huisje stond open. Ze kwamen in een smal gedeelte. Links waren een paar deurtjes. Frank zag deur een kier een klein wc'tje. Er waren er twee. Hij zag ook een wastafel. Met een handdoek.
Toen kwam er een jonge mevrouw. Ze zei:’Jij bent zeker Frank? Kom maar binnen en je mag daar je jasje ophangen’. Ze wees naar een haak tussen de andere jassen. Er zat een plaatje met een groene kikker onder. Hij hing zijn jas over de haak en zijn das erover heen.

‘Kom maar naar de klas, Frank’.
Frank zag allemaal tafeltjes in een vierkant. Er zaten al veel kinderen op stoeltjes bij de tafels. Hij voelde zich verlegen en bleef dicht bij zijn moeder staan.
‘Kom, Frank, ga eens naar de juffrouw toe’, zei ze. ‘Ze moet je je plaats wijzen’.

Frank liep naar de juffrouw, die hem bij de bovenarm in de richting van een leeg tafeltje voerde. ‘Ga hier maar zitten, Frank’, zei ze vriendelijk. Frank zag de groene kikker aan de rechterbovenkant van het tafeltje. Net zo een als bij de haken voor de jassen.

‘Jij hebt de groene kikker, Frank. Goed onthouden, hoor!’

Frank begreep niet, hoe de juffrouw zijn naam wist. Hij had nog niets gezegd.
Hij zwaaide naar zijn moeder, die wegging.

zaterdag 5 maart 2011

Fanks 4e verjaardag


Frank heeft zijn verjaardag gevierd. Op zijn stoel had moeder een tekening geplakt van de paashaas. Er stond een grote 4 op en een moeilijk woord: GEFELICITEERD. Achter de schilderijtjes hingen lange, gedraaide slingertjes. Die wapperden als je er tegen blies. Zijn vader en moeder zongen ‘er is er een jarig, hoera, hoera…’en toen kreeg hij cadeautjes. Bol gaf hem een rond pakje, waar een bal in zat. Van rubber. Vader gaf een plat pakje, dat kon buigen. Daar zat een blocnootje in. Hij mocht zelf iets pakken dat in de wieg lag: kleurpotloden! En van mama ook nog een zacht pakje waar een bloesje in zat. Frank had zijn moeder zien zitten naaien, maar wist natuurlijk niet, dat het voor hem was.

’s Middags kwam oma. Frank was al op straat gaan staan. Toen oma de hoek om kwam, zwaaide ze en floot ze een melodietje. Dat deed ze altijd, dan wist je dat het oma was. Frank holde naar haar toe en was blij toen hij van oma een kus kreeg. ‘Hartelijk gefeliciteerd, Frank, heb je wat moois gekregen? Oma heeft ook nog iets’.
Hand in hand liepen ze de tuin in. Daar stond iets tegen de perenboom onder een doek. Frank mocht hem eraf trekken. Zijn hart bonsde. 'EEN AUTOPED'. Hij schreeuwde er van en wist toen niets meer te zeggen, zo verlegen voelde hij zich opeens. 

Even later kwam  Japie ook. Mama had hem opgehaald, want Frank mocht één vriendje uit de straat kiezen. Dat was Japie geworden. Dat was zijn beste vriend. Die was allang 4 en zat al op de kleuterschool. Frank was trots op hem. 

Op tafel stond een speelbord klaar. Hij had dat van zijn tante in Rotterdam gekregen. Het was zelf gemaakt. ‘Wat leuk, mens-erger-je-niet’, zei oma.
‘Nee, dat heet Ludo’, zei Frank.
Moeder legde uit wat ze moesten doen. Oma deed mee. Je speelde met fiches: kleine roze en witte pepermuntjes met een platte onderkant en iets bol aan de bovenkant. Een beetje doorzichtig. Ze pakten zelf het juiste aantal en ieder kreeg er een paar extra, om op te eten als het spel was afgelopen.

Het duurde lang. Te lang, voor Japie. Hij was begonnen zijn extra pepermuntjes op te eten. Een beetje stiekem, maar we zagen het wel. Toen ze op waren, was het spel nog niet klaar.
Japie pakte een fiche van het bord en stak het in zijn mond. Oma werd een beetje boos:
Japie, dat mag toch niet? Je bent niet erg netjes opgevoed. Je moet maar naar huis gaan, we spelen zo niet verder.

Frank schaamde zich. Zou Japie nou nog zijn vriend zijn? 

vrijdag 4 maart 2011

Een pruimenboom in Franks tuin


Er werd gebeld aan de voordeur. Oom Hans stond onder het portiekje. Je zag hem niet goed, want hij stond ook in de schaduw van de grote blauwe regen, die weer over het portiekje hing. Oom Hans was de jongere broer van Franks moeder. Zij had open gedaan en Frank bleef achter haar, tot hij oom Hans herkende.
‘Dag, Marja, dag Frank. Hoe is het hier? Goed, hoop ik. Marja, ik heb voor je verjaardag een pruimenboom meegebracht. Die zullen we direct gaan planten, het is er prachtig weer voor.


‘Dat is leuk Han, kom maar gauw binnen, dan drinken we eerst een kopje koffie. Wil je er een gevulde koek bij?’
‘Heerlijk’, zei oom Hans, en ging aan de tafel zitten. De deuren naar de tuin stonden open, je hoorde allerlei vogels zingen.
‘Mama’, zei Frank, ‘je bent toch al jarig geweest?’
‘Dat klopt, dat is al twee weken geleden, maar toen kon oom Hans niet komen. Het is nu bijna jouw verjaardag, hè? Wat vraag je eigenlijk voor je verjaardag?’
Dat gaf Frank te denken. Daar wist hij niet zomaar een antwoord op.

Toen de koffie op was, haalde moeder met Han een schep uit de bijkeuken en liepen ze door de tuin. Ze keken om zich heen en wezen verschillende plaatsen aan.
‘Hier dan maar’, vroeg oom Hans? ‘Dat is prima, dan hebben we er later veel schaduw van’, antwoordde zijn moeder.
Oom Hans begon te graven. Hij was nog jong, vond Frank, en hij was heel sterk. Een stuk uit het grasveld, een diep gat in het zwarte zand en dan de boom erin. Zijn moeder kwam met twee emmers water aanlopen. Die werden naast de boom in het gat gegoten. Daarna hield Franks moeder de boom netjes recht en schepte oom Hans het zand er weer in.
De boom leek opeens een stuk kleiner.


Frank en Bolletje onder de pruimenboom. Op de achtergrond het 'grote bor-
des' en de bijkeuken met het platje.


‘Zo, nou moeten we een paar jaartjes wachten voor er pruimen aankomen, dan kom ik ze opeten’, zei oom Hans. ‘Prettige dag verder, tot ziens maar weer’. 

woensdag 2 maart 2011

Ezelgebalk, een zusje?

Het was koud. Frank speelde niet veel buiten. In de huiskamer waren de schuifdeuren dicht, het kacheltje brandde. Iedere ochtend maakte Franks vader het kacheltje aan: eerst wat krantenproppen en wat dunne aanmaakhoutjes erop, aansteken en even wachten tot alles goed brandde. Daarna ging het deurtje met het mica-ruitje dicht en ging de klep aan de bovenkant open. Vader goot er dan voorzichtig een stroom kolen in uit de kolenkit, zette een schuifje open. Het duurde lang voor er vlammetjes zichtbaar werden. Frank ging er vaak voor zitten kijken.

Het was winter. De bomen waren kaal, in de slaapkamertjes was het koud en het was al lang donker als Frank ging slapen. Hij had er een deken bij gekregen en hij mocht zijn sokken aanhouden, omdat hij altijd van die koude voeten had. Het duurde toch vaak lang voor hij sliep, want zelfs met sokken aan bleven zijn voeten koud. Zelfs als er nog een opgevouwen deken op zijn voeten lag. Hij had altijd koude voeten. Als het buiten vroor en sneeuwde, kreeg hij een kruik mee, maar zo koud was het nog niet. Wel was de waterleiding afgesloten. Hij had zijn vader geholpen het luik in de tuin open te houden. Helemaal onderin, tussen de spinnenwebben, zat een kraan die dichtgedraaid moest worden.

Frank wist niet of hij wakker was, maar hij hoorde een vreemd geluid. ‘Dat is een ezel’, dacht hij, ‘een balkende ezel’. Het was donker en hij vond het een raar geluid. Een ezel. Hij bleef stil luisteren. Toen werd er op zijn deur geklopt en die ging open. ‘Frank, ben je wakker?’, vroeg zijn vader. ‘Frank, je hebt een zusje gekregen, mama heeft een kindje gekregen. Kom je even kijken? Ik ga even Bolletje wakker maken’.

Het zusje, dat zo hard huilde dat het op het geluid van een ezel had geleken, lag in een wiegje in de slaapkamer van zijn ouders. Moeder lag in haar eigen bed en glimlachte. ‘Kijk maar in de wieg’. Die stond tussen zijn vaders bed en het raam. Een heel klein kindje, met een rood hoofdje en zwaaiende armpjes. Ze huilde maar door.

De zuster zei:’Ga maar even naar de huiskamer, Frank’. De kachel brandde. Frank ging met zijn neus tegen de ruit van de tuindeur staan. Een ronde maan gaf geel licht. Frank bleef er geboeid naar kijken. ‘Hij heeft een gezicht, de maan heeft een gezicht!’
Toen zijn vader beneden kwam, zei Frank uitgelaten: ‘Papa, de maan heeft echt een gezicht, ik heb het zelf gezien…’.

Zijn zusje was ’s morgens om 5 uur geboren, op 22 december. Frank was al bijna vier.