woensdag 19 januari 2011

In het kolenhok


Als Frank naar buiten wilde, of weer naar binnen, moest hij door de bijkeuken. De bel klingelde dan iedere keer zo mooi, dat hij soms de deur een paar keer achter elkaar open en dicht deed…even wachten, open, even wachten…dicht. Soms kwam zijn moeder vragen of er iets aan de hand was. Of ze kwam kijken of er ook bezoek was. De voordeur werd eigenlijk nooit gebruikt, alleen voor de bakker, de groentenboer of de melkboer. Die belden aan de voordeur. Als Frank alleen maar stond te spelen, zei ze daar op een boze toon iets van: ‘Ik loop niet graag voor niks, Frank, wil daar alsjeblieft mee ophouden?’

In de bijkeuken was het donker, want er stonden tuinspullen voor het raampje. Er lagen oude spullen, er stonden twee fietsen en de kapstok voor Frank en Bolletje was er. Hij moest altijd meteen zijn jas en zijn klompen uit doen. Het was er eigenlijk griezelig: er zaten ook spinnenwebben en, rechts tegen de muur, was het kolenhok. Daar kon je van boven niet in kijken, omdat te hoog was, maar als je onderaan een klep open deed, kwamen de kolen eruit rollen. De geur ervan hing altijd in de lucht. Zwaar, oud en toch vertrouwd, want bij de kachel rook je het ook. ‘Dat is anthraciet’, had zijn vader gezegd, ‘dat is beter dan cokes. Maar ook veel duurden’.

Frank had de zwarte kolenmannen wel eens zien sjouwen. Twee zakken anthraciet op elkaar op hun rug. Helemaal kromgebogen moesten ze van de kolenwagen op straat, over het paadje tussen de heg en het huis, naar het hok. Dan gooiden ze de zakken een voor een leeg, over de rand. Wat gaf dat veel zwarte stof, Frank stikte zowat.
‘Zo, dat is 10 mud’, zei een van de mannen. Dat is dat. Jullie kunnen van de winter weer stoken’.

Af en toe, als Frank het speelgoed van Bolletje, afpakte, of met zijn klompen aan de keuken in kwam, werd zijn moeder of zijn vader boos. Daar schrok Frank altijd erg van. Als zijn moeder hem naar zijn kamer stuurde, moest hij vaak huilen. Soms de hele tijd tot hij weer beneden mocht komen. Zijn vader stuurde hem niet naar boven. Als hij boos was, riep hij altijd:
’En als je dat nou nog één keer doet, stop ik je in het kolenhok met de deur dicht.

Dat moest nog veel erger zijn, dan naar je kamer moeten, begreep Frank. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten