maandag 24 januari 2011

Langs het kantoor van Franks vader


Het was prachtig weer. ‘Augustus is de mooiste maand van het jaar’, vond Franks moeder. ‘We gaan gezellig bij oma thee drinken, buiten, in het zonnetje, en dan lopen we op de terugweg even langs papa. Zijn kantoor ligt op de hoek van de Pieter Both. Dan kun je zien waar hij werkt’.

Bolletje bleef bij oma op schoot zitten, en Frank ging weer naar de achtertuin. Hij ging stiekem achter het schuurtje kijken. Daar was een smalle opening, vol met tuingereedschap. Ook heel veel bloempotten, emmers, een gieter in een kruiwagen, stenen en dakpannen. Er zaten spinnen in een web en er lagen dode bladeren. Gelukkig scheen de zon schuin naar binnen. Frank vond het een fijn, griezelig plekje…’Frank, we gaan’, riep moeder.

Oma stond met een glazen potje in haar hand. Ze schudde het, zodat de snoepjes loskwamen. Peredrupsjes en framboosjes. Oma noemde ze altijd 'zuurtjes'.

Een vrolijk geluid. ‘Frank, wil je een zuurtje voor onderweg?’ Oma wachtte het antwoord niet af. ‘Je mag er twee, één voor tot aan de spoorlijn, en dan één tot je thuis bent. Alleen zuigen, hoor, niet knauwen…! Mag Bolletje ook al een zuurtje?’ ‘Nee, hij is nog te klein’, zei Franks moeder. ‘Tot ziens maar weer, moeder’, en ze gaf haar een kus. Frank gaf een kusje op oma’s zachte wang.

Frank hield stevig de hand van zijn moeder vast; hij vond het spannend, zijn vader op een onbekende plek te zien. ‘Daar is het, Frank, dat grote, witte huis, zonder tuin. Daar werkt papa’. Grote, hoge ramen, een glimmende deur. ‘Kijk, daar zit hij, klop maar op de ruit’.
Frank moest erg omhoog kijken. Hij zag niets, want de ruit weerspiegelde de bomen en de lucht. Moeder tilde hem op, en toen zag hij zijn vader zitten, achter een groot bureau. Er zaten nog meer vaders. Hij schrok ervan. Heel zacht klopte hij. Zijn vader keek op en zwaaide. Toen stond hij op. ‘Hij komt naar de voordeur, Frank’.

‘Hé, Frank, wat leuk. Kom je eens kijken? Kom even in het halletje. Papa heeft nu geen tijd, maar een andere keer zal ik je het kantoor laten zien. Ha, Bolletje, leuk dat je er bent.’ En tegen Franks moeder: ‘Ben je bij Moeke geweest? Was het gezellig? In ieder geval mooi weer, en ik moet maar binnen zitten, ahum. Nou, tot vanavond, dag jongens’.

Daar gingen ze weer. Frank had van de spanning zijn peredrups doorgeslikt, maar dat durfde hij niet te zeggen. Hij wachtte tot bij het spoor, voor hij zijn tweede nam. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten